zaterdag 27 oktober 2007

Cadeautje van een Herderin en Goede Herders Larenstein 1923-1927


Beste R. (*)
Hier is dan het beloofde "verslag". Het was voor mij, wel !! verbazend, dat, al schrijvend, alles herleefde, met beelden van zalen - gangen Kapel en tuinen, maar gezichten van medeleerlingen en zusters, zijn vaag en weinig, vreemd, je hebt er jaren mee samen geleefd.

Hoor ik nog iets van je?

met vriendelijke groet
M.W.F.(*)

Wat ik nog weet van Larenstein?
Het was uitgestrekt, hoe groot? Geen idee.

Eerst was er het klooster. Daar kwam je niet in.
Haaks erop en met elkaar verbonden, soms met een galerij of gang,
de verblijven voor de leerlingen, zal ik maar zeggen.
1 gebouw voor de jongeren, van 3-14 jaar j.
Eetzaal, dagverblijf en speelzaal. Boven de slaapzaal en badkamers. Er was een primitieve gymzaal. Een speelplaats, daar achter weilanden en een “bospad”.
Aansluitend bij de speelplaats een huisje, daar woonde 2 mannen, al wat oud. Berends, de timmerman en Hendriks, een boerenarbeider, misschien was hij “bedrijfsleider.”

Er was ook een lagere school. Nieuw in mijn tijd 1923-1927. 3 nonnen gaven les. Ja, hun namen weet ik nog.
Klas 1 en 2 M. Casimir, ze was een nazaat van Leidens burgemeester Ruygrok v.d. Werve, 80 jarige oorlog, vertelde ze ons.
3-4 kl. M. de Lima, erg driftig en zeer op beleefdheid gesteld.
Kl. 5-6-7 M. Kostka, klein van stuk maar een autoriteit, ze regeerde met haar ogen, heel rechtvaardig. Je mocht ook jouw mening zeggen, als je beleefd vroeg.

De school stond op een verhoging, rondom in weiland, dat in de winter vaak over water stond, ik denk dat de uiterwaarden van Rijn of IJssel aangrenzend waren.
Soms nam een koe of een kalf een kijkje door een open raam. Dolle pret.
Het onderwijs was prima. Behalve taal, rekenen en lezen, uitgebreid les in geschiedenis, aardrijkskunde en oude kunst. Michael-Angelo enz. Handwerken niet vergeten.

Vlakbij de school was een heel groot kippenhok, de kippen kwamen ook wel eens op bezoek.

De leefregels waren heel streng.
Opstaan 7 uur wassen, aankleden, morgengebed, mis bijwonen, ontbijt thee, bruinbrood, niets erop
9-12 uur school. Middageten, sober. Soms balkenbrei erbij, vaak spek, brr.
Gewoon vlees, alleen op hoogtij dagen.
Veel stamppot. Lekker werd alleen boerenkool gevonden en hachee. Dat laatste alleen als er geslacht was. Van 2-4 uur weer school.
4 uur thee en een boterham.
Spelen tot 6 uur. Pap eten of brood.
Het Lof bijwonen en dan naar bed.
Zomer en winter, altijd het zelfde plusminus 80 kinderen.

Na de schooltijd belande je in en ander gebouw.
Woonzaal –eetzaal. Slapen boven, zaal of voor de ouderen “cellen”.
Leren naaien –stoppen, mazen –borduren.
Werken in de wasserij. Hoera daar had je wat vrijheid wel zwaar, alles met handkracht.
Je kreeg om 11 uur ’s morgens een boterham en koffie! Was van 3 a 400 p.

Recreatie wandelen in de tuin, Zondags mocht je een boek lezen, spelletjes doen, pandoeren.
Praten op gezette tijden. In de gangen nooit (van de leuningen glijden mocht ook al niet)
Onder het werk? Nee.
Onder het eten praten, foei!
Alleen in de tuin en ’s avonds na het lof en voor het naar bed gaan
9 uur onder de wol
De “grote” meisjes schilden ook de aardappelen voor alle bewoonsters. De zusters inbegrepen. Alle kleding werd ge- of vermaakt op de naaikamer. Kousen zelfmade.
Ook voor “buiten” naai- of borduurwerk.

Van de derde afdeling weet ik niets.
Er werd nogal geheimzinnig overgedaan.
Ik vermoed dat de meisjes of waren het al vrouwen? Met de justitie in aanraking waren geweest. Er waren er met grijze haren.
Vrijwillige bewoonsters?? (Penitenten genoemd)

De jongeren waren, gebouw 1 en 2 meestal half wezen of voogdijkinderen.
Het was ten strengste verboden over je achtergrond te spreken. Niemand had er mee nodig. Een achternaam had niemand, alleen een roepnaam. Van een of andere heilige.

Er was ook een ziekenzaal. Verscheidene zusters en kinderen, die ik goed kende, zijn in die jaren gestorven en naar ik laatst gezien heb, naamloos begraven, triest gezicht, dat dodenhof. (goed kennen, betekend je hebt ze meegemaakt)
Dat alles was ommuurd. In de moestuin en dergelijke kwam je niet. Je wist het is er koeien, varkens, landbouw enz.

Een kerkkoor, ja. We zongen goed in mijn tijd. Er werd dagelijks gezongen onder het werk. 1 of 2 maal per week repetitie kerkkoor.
Latijn natuurlijk. Wat veel mooier is dan nu gebeurt.

Tegenover het klooster stond een “pastorie”
Daar woonde Kapelaan Schimmel met zijn huishoudster en een pleegzoon uit Hongarije. De Kapelaan had een mooie stem, fijn om naar te luisteren.

Voor de verwoesting ben ik een keer terug geweest. Hoe graag ik ook wilde, verder dan de spreekkamer kwam ik niet.
Niet een van al die meisjes, heb ik ooit teruggezien. Geen moeite voor gedaan ook, wat ik nu wel jammer vind.

‘tJa, je was achternaamloos. Als je oud genoeg was ging je als dienstmeisje ergens in betrekking en ik denk, het verlangen dat alles terug te zien was heel erg klein.
Je was heel erg van de buitenwereld afgesloten. Het was een vrouwengemeenschap. Over mannen in de samenleving weer nooit (in orgineel onderstreept ) gesproken. ’t Ja….

Maar dit alles is misschien niet wat jullie bedoelen?
(Wordt vervolgd)

Geen opmerkingen: